5 stappenplan - bodem en bemesting
Het 5-stappenplan voor bodem en bemesting legt de focus op de conditie en capaciteit van de bodem om het gewas optimaal te voeden. Aan de hand van een uitgebreide bodemanalyse wordt in 5 stappen gekeken wat de verhoudingen tussen de verschillende bodemeigenschappen van uw percelen zijn. Het doel is om de bodem in balans te krijgen en een sterkere bufferwerking te creëren, zodat de bewerkbaarheid en de beschikbaarheid van elementen beter wordt. Hiermee wordt zonder hoge investeringen het rendement van de bodem, en zo de teelten, verhoogd.
In de afgelopen jaren heeft toepassing van het 5 stappenplan laten zien dat de bodemconditie aanzienlijk verbeterd kan worden zonder dat hier grote financiele investering voor nodig zijn. Op ons demo kennis plein is in de perode 2013 t/m 2018 een praktijkproef uitgevoerd waarbij 5 ha op basis van het 5 stappenplan is bemest. Na deze periode is de bodem opnieuw beoordeeld met de volgende bevindingen:
- Toename bodemleven
- Toename organische stof
- Verhoogde beschikbaarheid (spoor)elementen
- Betere opkomst & beworteling
- Sneller oogsten met minder grond
1. CEC bezetting
De omvang van het klei-humus complex (CEC) bepaalt in grote mate de structuur en bewerkbaarheid van de bodem. Daarnaast zorgt het voor de binding van voedingstoffen en het vrijkomen hiervan wanneer het gewas dit nodig heeft. Het is belangrijk dat er voldoende calcium en magnesium aanwezig is in de bodem. Dit zorgt voor een juiste ruimtelijke ordening van de kleiplaatjes in de bodem. Het bindt de kleiplaatjes onderling en zorgt voor een luchtige en rulle structuur, waardoor de kans op het dichtslaan van de bodem op deze manier verkleind wordt. Kalium zorgt daarentegen voor een iets nauwere structuur waardoor er voldoende capillaire werking is. Wanneer deze elementen niet in de juiste verhouding aanwezig zijn, ontstaat er een verslechterde structuur in de bodem. De kans op verslemping is het grootst op gronden met een kleipercentage tussen de 10 en 20%. Corrigerende bemestingsstrategieën kunnen de onderlinge verhoudingen herstellen om een goede doorworteling en benutting van nutriënten mogelijk te maken.
2. Bodemleven
Bodemleven (bodembiodiversiteit) is, samen met organische stof en voedingsstoffen, één van de drie sleutelfactoren voor bodemvruchtbaarheid. Hoe groter de diversiteit is, des te beter voedingsstoffen beschikbaar komen, hoe beter bodemstructuur is en hoe meer effectieve organische stof er gevormd kan worden. Wanneer de bodemstructuur op orde is, zijn er voldoende poriën die zorgen voor een goede vocht- en zuurstofvoorziening, waar het bodemleven van profiteert. Activatie en stimulatie van het bodemleven kunnen deze processen ondersteunen. Gangen van regenwormen kunnen een stortbui van 20 mm per uur opvangen.
Daarnaast versnelt een actief bodemleven de omzetting van vers organisch materiaal (mest en gewasresten) in effectieve organische stof. Hierdoor is er minder verrotting en komt er meer organisch materiaal als humus in de bodem terecht. Er is door de snellere vertering minder kans dat de aanwezige ziekteverwekkende schimmels en bacteriën zich na de oogst nog vermeerderen. Zo wordt de gewasgroei gestimuleerd door zowel het vrijmaken van nutriënten, als door een verhoogde weerbaarheid tegen ziekten en plagen. Doordat er meer biodiversiteit is krijgen slechte organismen minder de kans om tot uiting te komen (vol=vol principe).
Het belangrijkste hierbij is dat er jaarrond voeding voor het bodemleven beschikbaar is. Maak om deze reden zoveel mogelijk gebruik van groenbemesters. Het zaaien van soortrijke mengsels heeft een positief effect op de bodemstructuur en de diversiteit aan bodemleven, waaronder roofaaltjes. Wees hierbij niet te bang voor de uiterste zaaidatum, ondanks dat er bovengronds soms niet veel te zien is gebeurt er onder de grond nog een hoop. Wel is het belangrijk dat er zo weinig mogelijk structuurschade ontstaat.
3. Organische stof
Organische stof heeft een grote invloed op de bodemvruchtbaarheid. Het verbetert de structuur, bevordert de bewerkbaarheid, het vochtvasthoudend vermogen en vermindert de slemp- en stuifgevoeligheid. Daarnaast zorgt het voor een grotere bindingscapaciteit van de gronddeeltjes (CEC) en daarmee de levering van N-P-K-S en sporenelementen. Doordat organische stof het bodemleven voedt, stimuleert dit de weerbaarheid tegen ziekten en plagen.
Om het organische-stofgehalte in de bodem te handhaven moet er net zoveel effectieve organische stof (EOS) worden aangevoerd als er wordt afgebroken van de humus. EOS is niet hetzelfde als vers organisch materiaal, zoals gewasresten, groenbemesters en organische mest.
Om dit te stimuleren kun je teelt-technische maatregelen nemen, waaronder stro hakselen, vaste mest of compost aanvoeren en groenbemesters telen. Het is belangrijk om te zorgen dat de omzetting van vers organisch materiaal naar effectieve organische stof zo efficiënt mogelijk gebeurt. Er zijn voedingsmiddelen voor het bodemleven en katalysatoren die vers organisch materiaal makkelijker verteerbaar maken. Van een aantal van deze middelen is aangetoond dat deze effectief zijn en dat deze een stijging in organische stof weten te bewerkstelligen zonder dat het huidige teeltsysteem omgegooid moet worden. Wanneer het mogelijk is een groenbemester over de winter te tillen wordt dit aanbevolen. Zo houdt het bodemleven voeding en komt de stikstof hieruit beschikbaar voor de volgende teelt, waar deze anders uitspoelt. Zo wordt op termijn de levering vanuit de bodem beter.
4. Sporen elementen
Spoorelementen zijn voor het gewas in geringe mate nodig, maar toch noodzakelijk voor een goede gewasgroei en productkwaliteit. Wanneer de groei van de plant niet beperkt wordt zullen de opbrengsten en de inhoudsstoffen van het product stijgen. In een uitgebreid grondmonster (Eurofins bemestingswijzer Compleet) is de beschikbaarheid van alle sporenelementen in de bodem af te lezen. Hierdoor is een goede inschatting te maken welke sporenelementen tijdens een teelt toegevoegd kunnen worden en bij welke dit niet nodig is. Toedienen kan zowel via de bodem voor de teelt aan of via het blad tijdens het groeiseizoen, afhankelijk van de zuurgraad.
5. Hoofd elementen: N - P - K - S
In de laatste stap komen de hoofdelementen naar voren. Waar in een traditioneel teeltplan vaak als eerst (en soms zelfs als enige) bepaald werd in welke hoeveelheden deze toegevoegd moesten worden, komen ze in het 5 stappenplan als laatste aan de orde. De hoofdelementen zijn in de grootste hoeveelheden nodig voor de groei van een gewas. Er wordt gekeken naar de bodemvoorraad en plantbeschikbaarheid van stikstof, fosfaat, kalium en zwavel. Op basis van deze gegevens wordt de bemestingsstrategie bepaald en wordt er gekeken wat er in welke mate nodig is om de gewassen perceel-specifiek zo optimaal mogelijk te laten groeien.
Aan de hand van bovenstaande analyse wordt een plan gemaakt voor de korte en/of de lange termijn. Samen met de teler worden teelt- en bodemdoelen opgesteld om het optimale rendement uit de bodem te kunnen halen.
Wilt u meer weten over de mogelijkheden van het 5 stappenplan? Neem dan contact met ons op.