Teeltvrije zones
Wanneer bij de teelt van gewassen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast moet langs het oppervlaktewater een teeltvrije zone worden aangehouden. Teeltvrije zones zijn multifunctioneel:
• het vermindert de drift en afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater
• het vermindert de afspoeling van meststoffen en zware metalen naar oppervlaktewater
• het heeft vanaf een bepaalde breedte positieve effecten op de biodiversiteit en het landschapsbeheer
De teeltvrije zone loopt van de insteek van het oppervlaktewater tot het hart van de buitenste rij planten van de gewassen die bespoten worden. In de teeltvrije zone mag, met uitzondering van grasland, niet hetzelfde gewas als op de rest van het perceel staan. Er mogen wel andere gewassen staan die niet bespoten worden.
De breedte van de teeltvrije zone is afhankelijk van het gewas, spuittechniek of andere maatregelen zoals vanggewassen of emissieschermen.
Langs de natuurlijke waterlopen moet altijd een teeltvrije zone van minimaal 500 cm worden aangehouden. Deze waterlopen staan op kaarten in bijlage 1 bij het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.
Op braakliggende gronden moet een zone van 50 cm worden aangehouden waarbinnen geen gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt.
Geen teeltvrije zone nodig
Er zijn uitzonderingen waarbij geen teeltvrije zone nodig is langs het oppervlaktewater.
Voor pit- en steenvruchten geldt dat geen teeltvrije zone nodig is:
- langs gegraven waterlopen (greppels en droge sloten) die van 1 april tot 1 oktober onder normale omstandigheden geen water bevat
- als de laagste gesteltak van een boom op 175 cm of hoger uit de stam ontspringt en binnen een afstand van minimaal 900 cm vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt
Voor andere gewassen dan pit- en steenvruchten geldt dat geen teeltvrije zone nodig is:
- langs gegraven waterlopen (greppels en droge sloten) die van 1 april tot 1 oktober onder normale omstandigheden geen water bevat
- bij gebruik van biologische productiemethoden
- bij gebruik van een emissiescherm
Langs droge sloten hoeft geen teeltvrije zone te worden aangehouden omdat de kosten van een teeltvrije zone niet opwegen tegen de bescherming van een oppervlaktewaterlichaam. Ook gezien de beperkte ontwikkelings-mogelijkheden voor een aquatisch ecosysteem.
Natuurlijk is het niet nodig om een teeltvrije zone aan te houden als een teler geen gewasbeschermingsmiddelen toepast.
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen in de teeltvrije zone
Binnen de teeltvrije zone mogen geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, met uitzondering van:
- pleksgewijze onkruidbestrijding met afgeschermde spuitdop waardoor nagenoeg geen drift optreedt(artikel 4.723f van het Bal). Technieken waarbij geen drift of meespuiten optreedt kunnen ook gebruikt worden. Voorbeelden daarvan zijn gebruik van een strijkstok of het strooien van een granulaat.
- bespuiting van overhangend loof in de teeltvrije zone. Het overhangend loof mag niet meer dan een halve gewasrij bedragen en er mag niet richting het oppervlaktewater worden gespoten.
Door het niet betelen van de teeltvrije zone langs de slootkant kan de onkruiddruk toenemen. Maatregelen als het inzaaien van gras of ander gewas kan helpen de onkruiddruk te verminderen.
Spuiten op het talud bij het oppervlaktewater is verboden. Gewasbeschermingsmiddelen mogen alleen driftvrij en pleksgewijs worden gebruikt. Spuiten met afgeschermde spuitkap is op het talud dus niet toegestaan.